Osmose. Of: Waarom je niet op alle slakjes zout moet leggen
Osmose. Of: Waarom je niet op alle slakjes zout moet leggen
Als je zout op een slak strooit, dan krimpt de slak. Tot het uiteindelijk niet meer is dan een hoopje slijm. Dat komt niet doordat de cellen oplossen, maar doordat de cellen uitdrogen. Door een proces dat osmose heet. Datzelfde proces gebeurt ook in ons lichaam.
Onze cellen hebben een celmembraan; dit is de buitenkant van de cel. De celmembraan is half-doorlatend (semi-permeabel): water en zuurstof kunnen er wel doorheen, maar zouten en suiker niet altijd.
Spuiten met deodorant
Om te begrijpen waarom stoffen de cel in en uit gaan, doen we even een gedachtenexperiment ( je kunt het ook echt uitvoeren, maar dan zit je daarna wel in de stank!). Stel je voor: je spuit met een deodorantspuit in een kamer waar een paar mensen zijn. Degene die dichtbij je staat, ruikt de deodorant het eerste. Hoe verder iemand weg staat, hoe langer het duurt voor die persoon de deodorant ruikt. Maar uiteindelijk is de geur overal in de kamer even sterk: de geurdeeltjes hebben zich over de hele kamer verspreid.
Diffusie
Iedere stof heeft de neiging zichzelf eerlijk over de ruimte te verplaatsen. Dat noemen we diffusie. Er zijn talloze andere voorbeelden: als je ramen open zet, is er buiten evenveel zuurstof als binnen (daardoor komt er frisse lucht binnen!); als je een theezakje in een theeglas hangt, verspreiden de theedeeltjes zich uiteindelijk helemaal door het water, etc.
De BiologieAcademie legt het proces van diffusie ook duidelijk uit:
Osmose
Terug naar de celmembraan: als je een cel in zout water zou leggen, zou je denken dat de cel zout op zou nemen: zout verspreid zich immers eerlijk over de ruimte. Toch is dat niet zo. Zout kan namelijk niet door de celmembraan heen. Maar water wel! En waar veel zout is, is relatief weinig water (als van de 100 deeltjes 5 deeltjes zout zijn, zijn er 95 deeltjes water. Maar als er buiten de cel dan 10 deeltjes van de 100 zout zijn, zijn er maar 90 deeltjes water). En dus verplaatst het water zich! Dat noemen we osmose: diffusie van water.
Hoe weet je dan welke kant het water op verplaatst? Dat kun je op verschillende manieren onthouden:
– zouten en suiker trekken water aan (dus hoe meer zout, hoe harder er aan water wordt getrokken)
– water verplaatst zich naar de plaats met de meeste opgeloste deeltjes
– water verplaatst zich naar de plaats met het minste water
Of denk aan de slak: als je zout op een slakje legt, krimpt de slak. Dat komt doordat water de slak uitstroomt; zout trekt dus water aan!
Bekijk hier de uitleg over osmose van Biologie Academie: